Bioveiligheid wereldwijd - Historische achtergrond

De opkomst van het bioveiligheidsconcept

"Bioveiligheid" heeft meerdere goedgekeurde betekenissen naargelang de discipline waarin het wordt toegepast (op het vlak van diergeneeskunde, voeding, geneeskunde of milieu), zijn taalkundige oorsprong of het land waarin het wordt gebruikt. In België wordt bioveiligheid omschreven als "de veiligheid voor de gezondheid van de mens en voor het leefmilieu met inbegrip van de bescherming van de biodiversiteit bij gebruik van genetisch gemodificeerde organismen of micro-organismen en bij het ingeperkt gebruik van voor de mens pathogene organismen"  (Bron: Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en de Gewesten van 25 april 1997 betreffende de administratieve en wetenschappelijke coördinatie inzake bioveiligheid).
Bioveiligheid verwijst bijgevolg naar de veiligheid voor de gezondheid van de mens en voor het leefmilieu, naar genetisch gemodificeerde organismen (of micro-organismen) en naar pathogene organismen (een biologisch agens dat een ziekte kan veroorzaken bij een immunocompetente persoon en dat een gevaar kan inhouden voor de personen die er rechtstreeks aan worden blootgesteld).

De precieze oorsprong van bioveiligheid kan niet duidelijk in de tijd worden geplaatst. De discipline kreeg immers vorm in verschillende periodes van de recente geschiedenis en in verschillende domeinen (microbiologie, moleculaire biologie, diergeneeskunde, richtlijnen in verband met de veiligheid ...). De eerste stappen van de discipline dateren van het tijdperk van Pasteur en Koch (rond 1890). Op dat ogenblik ontstond immers de noodzaak om veiligheidsmaatregelen te treffen tegen het mogelijke risico van een blootstelling aan pathogene micro-organismen. In die periode werd voor het eerst melding gemaakt van in laboratoria verworven infectieziekten. We moeten echter nog tientallen jaren wachten vooraleer er een duidelijk verband wordt gelegd tussen het risico voor de gezondheid van de mens en het gebruik van pathogene micro-organismen. Tal van pioniers ter zake, zoals Sulkin en Pike (Sulkin and Pike, 1949; Sulkin and Pike, 1951​) of Collins (Collins CH, Grange JM. The Microbiological Hazards of Occupations. Leeds: Science Reviews. 1990) zullen vervolgens een actieve bijdrage leveren aan de uitwerking van beschermingsmaatregelen tegen het biologische risico naar aanleiding van diepgaande onderzoeken in microbiologische laboratoria.

 

fig1_1_nl2_0.jpg

 

In de jaren '70 worden in Noord-Amerika en het Verenigd Koninkrijk de eerste veiligheidsmaatregelen getroffen in de laboratoria waar pathogene micro-organismen worden aangewend. Ze omvatten werkpraktijken, beschermingsmaatregelen voor het personeel en maatregelen van fysische inperking om de verspreiding van biologische agentia te beperken. De veiligheidsmaatregelen die later zullen worden toegepast in laboratoria waar genetisch gemodificeerde micro-organismen en organismen (GGM's en GGO's) worden behandeld, zijn grotendeels op die microbiologische richtlijnen geïnspireerd.  

Aanvankelijk werd bioveiligheid beschouwd als een subdiscipline van de veiligheid van het personeel (in verband met de wetgeving ter bescherming van het personeel tegen verschillende soorten risico's, zoals het chemische of radioactieve risico). Het biologische risico onderscheidt zich echter van andere (chemische, radioactieve) risicobronnen doordat micro-organismen zich zowel in vivo (in een gastheerorganisme) als in vitro (in een vloeibaar of vast milieu) kunnen vermenigvuldigen.

"Bioveiligheid heeft een wetenschappelijke grondslag, maar is geen wetenschap op zich."

Na verloop van tijd doet bioveiligheid zich geleidelijk gelden als een volwaardige discipline, met twee gelijktijdige ontwikkelingen: enerzijds de toepassing van een internationaal erkend indelingssysteem voor biologische risico's en anderzijds de gevolgen van de conferentie van Gordon over nucleïnezuren (1973) en de twee conferenties van Asilomar (1973 en 1975).