EU-regelgevingskader inzake bioveiligheid: Andere EU regelgevingen inzake bioveiligheid

(De onderstaande links verwijzen naar Eur-lex, de elektronische versie van het Publicatieblad van de EU - © Europese Unie, 1998-2016)

Het Protocol van Cartagena inzake Bioveiligheid bij het Verdrag inzake Biologische Diversiteit is een internationaal verdrag dat gemeenschappelijke regels opstelt voor de grensoverschrijdende verplaatsing van GGO’s, ter bescherming van de biodiversiteit en rekening houdend met de risico’s voor de menselijke gezondheid. The Protocol werd door de EG in 2002 geratificeerd. Verordening (EG) 1946/2003 werd aangenomen ter vervollediging van van het bestaande GGO wetgevingskader dat van kracht was in de EG (hoofdzakelijk Richtlijn 23001/18/EG en Verordening (EG) 1829/2003) om de correcte en volledige implementatie van het Protocol et garanderen.

  • BESLUIT 2002/628/EG van de Raad van 25 juni 2002 inzake de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid. (PB L 201, 31.07.2002, p.48)
  • VERORDENING (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen. (PB L 287, 5.11.2003, p.1)

Co-existentie verwijst naar het feit dat landbouwers de keuze hebben om te kiezen voor conventionele, bio of genetisch gemodificeerde gewassen, rekening houdend met de wettelijke verplichtingen voor etikettering en zuiverheidsnormen.De Lidstaten moeten maatregelen voor co-existentie ontwikkelen en implementeren. De Europese Aanbeveling 2003/556/EG biedt ondersteuning voor Lidstaten om eigen nationale wettelijke en regionale, of ook strategische toepassingen voor co-existentie.

  • AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 23 juli 2003 over richtsnoeren voor de ontwikkeling van nationale strategieën en beste werkwijzen ter waarborging van de coëxistentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele en biologische landbouw (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 2624). (PB L 189, 29.7.2003, p.36)

GG zaden en gewassen worden ook gereglementeerd in de algemene Europese wetgeving over gewassen en groenten, in het bijzonder de Europese Richtlijnen 2002/53/EG en 2002/55/EG. Bijkomende informatie omtrent de relevante regels in de EU is ook beschikbaar op de website van de Europese Commissie.

  • RICHTLIJN 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen. (PB L 193, 20.7.2002, p.1)
  • RICHTLIJN 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad. (PB L 193, 20.7.2002, p.33)

De EU heeft een kader gecreëerd betreffende aansprakelijkheid voor het leefmilieu, gebaseerd op het principe dat de vervuiler betaalt, om schade aan het milieu te voorkomen en te herstellen, en schade berokkend door GGO’s valt hier ook onder. Dit reglementair kader moet ook gezien worden in het licht van het Aanvullend Protocol van Nagoya-Kuala Lumpur inzake aansprakelijkheid en schadeloosstelling bij het Protocol van Cartagena inzake Bioveiligheid, goedgekeurd in 2010.

  • RICHTLIJN 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade. (PB L 143, 30.4.2004, p.56)

De Europese Commissie heeft regels opgesteld over publieke toegang tot informatie betreffende het leefmilieu, wat de vrijheid garandeert van zowel de toegang tot, als de verspreiding van informatie betreffende het leefmilieu dat in het bezit is van publieke autoriteiten, alsook de basisvoorwaarden waaronder deze informatie beschikbaar zou gemaakt moeten worden.

  • RICHTLIJN 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad. (PB L 158, 23.6.1990, p.56)

De meeste GG gewassen, die tot nu toe toegelaten werden, zijn ongevoelig voor een onkruidverdelger, of bezitten weerstand tegen insecten. Met hun gebruik gaat ook het gebruik gepaard van plantbeschermingsmiddelen. De risicobeoordeling voor GG planten bestemd voor de teelt houdt dus zowel de impact in op het leefmilieu van de specifieke teeltmethode, alsook het impact van de gebruikte onkruidverdelger. Daarnaast kunnen ook sommige plantbeschermingsmiddelen zelf GGO’s bevatten. De EU heeft strenge regels opgesteld mbt het gebruik van deze plantbeschermingsmiddelen, enerzijds om een hoog niveau van bescherming voor de gezondheid van mensen en dieren en het leefmilieu te garanderen, en anderzijds om de competitiviteit van de Europese landbouw te vrijwaren. Het wetgevend kader voorziet in een dubbel systeem: de Commissie geeft toelating voor de actieve bestanddelen in de producten, en de EU lidstaten geven toelating voor het product op hun grondgebied en zorgen voor de opvolging van de Europese regelgeving.

  • VERORDENING (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad. (PB L 309, 24.11.2009, p.1)
  • RICHTLIJN 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden. (PB L 309, 24.11.2009, p.71)
  • VERORDENING (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad. (PB L 70, 16.03.2005, p.1)