Bijzondere rampenplannen voor hulpverlening - FAQs


FAQ1
Welke inrichtingen waar ingeperkt gebruik van GGMs uitgevoerd wordt, moeten een intern rampenplan voorzien in het kader van de Ministeriële omzendbrief van 4 augustus 2005?

De Ministeriële omzendbrief van 4 augustus 2005 bepaalt de inrichtingen die in het bezit moeten zijn van een bijzondere rampenplan voor hulpverlening en vermeldt dat de gebruikers van deze inrichtingen een intern rampenplan moeten opstellen.

Volgens de Omzendbrief zijn dit alle inrichtingen waar ingeperkt gebruik van risicoklasse 3 en 4, alle inrichtingen waar ingeperkt gebruik van risicoklasse 2 (behalve indien anders beslist) wordt uitgevoerd. De inrichtingen waar ingeperkt gebruik van risicoklasse 1 wordt uitgevoerd, zijn vrijgesteld.


FAQ2
Confidentialiteit?

Aangezien de dossiers aangaande bijzondere rampenplannen voor hulpverlening door verschillende overheidsdiensten zullen geëvalueerd worden (SBB, de gemeente, de provincie en de FOD Binnenlandse Zaken), roept dit vragen op inzake confidentialiteit.

Om deze vraag te beantwoorden, dient te worden verwezen naar artikel 19 van de Richtlijn 98/81/EG inzake ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (GGMs), waarop de Ministeriële omzendbrief van 4 augustus 2005 inzake bijzondere rampenplannen voor hulpverlening gebaseerd is.

Zoals vermeld in artikel 19, paragraaf 3 is de vertrouwelijkheid zeker niet van toepassing op:

  • De algemene karakteristieken van de GGMs, naam en adres van de gebruiker en de plaats van het ingeperkt gebruik.
    Zoals in de leidraad beschreven staat, is het niet de bedoeling dat de gebruiker uitvoerige lijsten aan het dossier toevoegt waarin in detail alle mogelijke constructen, vectoren, inserten, bacteriën, cellijnen, enz., staan vermeld. Wel moeten de eigenschappen van het type gastheer- en donor organisme, vector en insert, evenals de types GGMs die eruit opgebouwd zijn, beschreven worden.
  • De risicoklasse van ingeperkt gebruik en de inperkingsmaatregelen.
  • De conclusies met betrekking tot de te verwachten effecten, met name de schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu.

Indien gekend, moeten de volgende elementen verschaft worden, daar ze zeer nuttig zijn voor het opstellen van een bijzonder rampenplan voor hulpverlening door de overheden: de ziektes die veroorzaakt kunnen worden door het gevormde GGM, inbegrepen de allergene en toxische effecten, de manier van overdracht en de capaciteit van het GGM om te overleven in het leefmilieu na een accidenteel wegvallen van de inperking.

Indien de gebruiker het nodig acht dat bepaalde vertrouwelijke informatie van belang is voor het opstellen van het rampenplan, kan hij deze toevoegen aan het dossier onder gesloten omslag, met als vermelding dat de informatie vertrouwelijk moet worden behandeld. Men wenst te benadrukken dat er aantoonbare redenen moeten aangevoerd worden, opdat informatie als vertrouwelijk zou beschouwd kunnen worden (art. 19, §1). De bevoegde instantie besluit na overleg met de gebruiker welke informatie vertrouwelijk zal worden behandeld en brengt de gebruiker op de hoogte van haar besluit (art 19, §2).

De bevoegde instanties mogen geen confidentiële informatie doorgeven aan derden, ook dienen zij de rechten inzake de intellectuele eigendom van de ontvangen gegevens te beschermen (art 19, § 3).

Wanneer de gebruiker zijn dossier intrekt, moet de bevoegde instantie de vertrouwelijkheid van de verschafte informatie respecteren (art 19, § 4).


FAQ3
Wat moet een intern rampenplan omvatten?

Het intern nood/rampenplan kan gedefinieerd worden als een document op het niveau van het bedrijf en/of instelling, dat erop gericht is de schadelijke gevolgen van een noodsituatie te beperken door het uitwerken van aangepaste materiële en organisatorische noodmaatregelen, opgesteld door het betrokken bedrijf of de betrokken instelling (Koninklijk besluit betreffende de nood- en interventieplannen van 16 februari 2006, B.S. 15/03/2006, p. 15407).

Door het toepassen van de Ministeriële Omzendbrief van 4 augustus 2005 (B.S. 21/12/2005, p.54623) en op grond van artikel 4 van de Wet van 31 december 1963 inzake civiele bescherming (laatst gewijzigd door Wet van 28 maart 2003; B.S. 16/4/2003, p.1920) en artikel 135 van de Gemeentewet (Nieuwe Gemeentewet, laatst gewijzigd dor Ordonnantie van 9 maart 2006; B.S. 23/3/2006), moet elke persoon die fysiek of moreel verantwoordelijk is voor het ingeperkt gebruik van GGMs met een niet te verwaarlozen risico (ingeperkt gebruik van risicoklasse 2, 3 en 4), een intern rampenplan opstellen, ingeval de inperking faalt, of dat er zich een incident tijdens het ingeperkt gebruik voordoet, waarbij GGMs verspreid kunnen worden, die een direct of een indirect gevaar voor de volksgezondheid of het leefmilieu kunnen vormen.

Alle gevallen waarbij GGMs onrechtmatig in het milieu zullen of zijn terechtgekomen, vallen onder de procedure 'bijzondere rampenplannen voor hulpverlening' (ook 'extern rampenplan' genaamd).

Het intern rampenplan beschrijft de procedures die het mogelijk maken de ongevallen te identificeren, de maatregelen die moeten worden genomen binnen de inrichting in geval van een ongeval, en de waarschuwingsprocedures van de betrokken overheden. Afhankelijk van de activiteit kan het de volgende informatie bevatten:

  1. Procedure melding van het ongeval. Gelieve de coördinaten van de te contacteren personen (hiërarchische volgorde en hun functie), ook de arbeidsgeneesheer te vermelden.
  2. Procedure desinfectie van de huid
  3. Procedure bij spatten van vloeistoffen die GGMs bevatten op slijmvliezen (ogen, neus en mond)
  4. Procedure bij inname van materiaal dat mogelijk besmet is
  5. Procedure decontaminatie na morsen van een kleine hoeveelheid potentieel besmet materiaal
  6. Procedure decontaminatie na morsen van een grote hoeveelheid potentieel besmet materiaal
  7. Procedure decontaminatie na morsen in een microbiologische veiligheidskast
  8. Procedure na lekkage van een centrifugeerbuis
  9. Procedure in geval van brand. Gelieve hier ook de instructies (wanneer men de zone mag betreden, welke beschermkledij men moet aanhebben) voor hulpverleners en brandweerlui in op te nemen.
  10. Procedure voor evacuatie
  11. Procedure overgang intern rampenplan naar bijzonder rampenplan voor hulpverlening (extern rampenplan)

Opmerking: Voor procedure 5 tot en met 8 is het belangrijk om het/de exact(e) desinfectans(tia), de concentratie en contacttijd te vermelden.

Bijkomende informatie:

Een ongeval wordt volgens de Ministeriële Omzendbrief van 4 augustus 2005 gedefinieerd als "elk incident tijdens het ingeperkt gebruik waarbij onbedoeld een significante hoeveelheid GGMs vrijkomt waardoor de menselijke gezondheid of het milieu onmiddellijk of op termijn in gevaar kan worden gebracht".

In de praktijk kan men drie verschillende situaties met GGMs onderscheiden (Leidraad voor een handboek GGO ingeperkt gebruik. Werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen in laboratoria, dierverblijven, plantenkassen en procesinstallaties. Vereniging Biologische Veiligheidsfunctionarissen (BVF)-platform, het Ministerie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), september 2003). De hieronder beschreven begrippen kunnen helpen bij de interpretatie en daaraan gelinkte procedures van een bepaald voorval:

Incident: is een onverwachte, ongeplande en ongewenste gebeurtenis waarbij een verhoogd risico bestaat dat GGMs vrijkomen binnen de ingeperkte ruimte of waarbij medewerkers besmet kunnen zijn met GGMs zonder dat dit negatieve gevolgen heeft.

Ongeval: is een onverwachte, ongeplande en ongewenste gebeurtenis waarbij persoonlijk letsel heeft plaatsgevonden en waarbij personen besmet zijn met GGMs en dit negatieve gevolgen voor hen kan hebben.

Calamiteit: is een onverwachte, ongeplande en ongewenste gebeurtenis waarbij (een verhoogd risico bestaat dat) GGMs in het milieu terecht zijn gekomen en zullen komen zonder dat daarvoor een vergunning is verleend (fysische inperking doorbroken, vrijkomen buiten ingeperkte ruimte).


FAQ4
Wat verstaat men onder "bronnen van gevaar"?

Men kan twee soorten "bronnen van gevaar" onderscheiden, met name interne en externe bronnen. De externe bronnen kunnen nog eens onderverdeeld worden in natuurlijke factoren en omgevingsfactoren.

Onder "interne bronnen" van gevaar verstaat men ondermeer:

  • De (slechte) staat van het gebouw of onderdelen van het gebouw;
  • Het falen van mechanische componenten (pompen, centrifuge, sterilisatoren, afzuigfilters e.d.);
  • Onderbreking van systemen (elektriciteit, perslucht, riolering, sterilisatieproces van afval, ventilatiesysteem en technische apparatuur);
  • Explosie, brand;
  • Incorrecte houding van de werknemers;
  • Handelingsfouten.

Onder "omgevingsfactoren" verstaat men ondermeer:

  • De aanwezigheid van naburige inrichtingen, welke mogelijk een gevaar kunnen vormen wegens een brand, een explosie, het vrijkomen van toxische of explosieve substanties (tanks, gasleidingen);
  • De aanwezigheid van een verkeersknooppunt;
  • De nabijheid van wegen waarop transport en/of laden van ontvlambare gassen of vloeistoffen plaatsheeft;
  • De nabijheid van een luchthaven.

Onder "natuurlijke factoren" verstaat men ondermeer:

  • Overstromingen;
  • Aardverzakkingen/verschuivingen;
  • Aardbevingen.

Het spreekt vanzelf dat de hierboven aangehaalde punten niet de enige criteria zijn waarmee men rekening moet houden. Hetgeen hier beschreven staat dient als leidraad ter analyse van de betrokken inrichting.